Welkom
terug
 
CV
 
Chemistry
Química
Scheikunde
essays
Antiautoritaire opvoeding
 
internetboek
de tekenaar
galerie van driel

Godsdienst, een voorbij komend verschijnsel.

juli 2013

Kan religie iets anders zijn dan een fase in de ontwikkeling van mens en wereld? Er was een tijd dat de goden nog niet waren bedacht en ik denk dat er een tijd gaat komen dat de mensheid doorheeft dat goden verzinsels waren.
Of dat een leukere tijd zal zijn dan de onze, dat weet ik niet. Altijd zijn er mensen die liever terug zouden gaan naar oude tijden, en anderen voor wie de tijd niet hard genoeg opschiet naar weer veel moderner dan nu.


Als het onweert, de donder zich laat horen, dan kruipen katten weg en sidderen honden van angst. Gevaar, lijden en dood komen alle dieren tegen op hun levenspad. Roepen zij hun voorouders aan? Werpen zij zich in aanbidding neer voor een hoger wezen, in de hoop op verlossing, troost en eeuwig leven? Dat dacht ik toch niet. Dieren hebben hun angsten en instincten, maar van religieuze rituelen lijkt geen sprake. Zelfs bij chimpansees of bonobo's, die toch sterk op de mens lijken, tref je geen vorm van religie aan. Ze schijnen geen angst te hebben voor, noch behoefte aan onzichtbare voorouders of bovenaardse wezens.

Als wij mensen dus uit het dierenrijk zijn opgeklommen tot godsdienstige wezens, dan moet ergens in dat proces niet alleen het zelfbewustzijn, de zelfreflexie, maar ook de godsdienst zijn binnengeslopen. Ongetwijfeld voorzag dat in een behoefte. De menselijke soort zal er zeker mee geholpen zijn, ooit en misschien nog wel. Godsdienst had/heeft haar functie in de evolutionaire ontwikkelingsprocessen. De vraag is: zal zoiets als religie of godsdienst ook weer verdwijnen als de mens in zijn voortgaande ontwikkeling die niet meer nodig heeft? Kan het zijn dat bij de mens op lange termijn de religieuze behoefte overgaat in iets geheel anders, of zelfs weer verdwijnt? Zou zo ook zelfreflexie kunnen overgaan in iets anders?
Hier spits ik deze vraag alleen toe op godsdienst. Onder bepaalde omstandigheden en op bepaald regio's lijkt dit verschijnsel zich met kracht te handhaven en elders, onder andere omstandigheden lijkt het zich opheffen van godsdienst al geruime tijd aan de gang.


Zeker 6.000.000 jaren lopen er voorlopers van de mens rond op aarde, te beginnen in Afrika. Al deze miljoenen jaren lijkt er nog niets van zelfreflexie te bestaan. Er zijn geen tekenen ontdekt van enige beschouwing over het waarom van het bestaan, noch van het zoeken naar hogere machten aan wie ze hulp vragen.

Pas zo'n miljoen jaar geleden beginnen de prémensen te leven in groter groeiende groepen. Er zijn meerdere, verschillende soorten voorlopers van de mens. Langzaam verplaatsen sommigen zich over de wereld en gaan anders, op een hoger niveau met elkaar communiceren dan voorheen. Op diverse plaatsen zijn hun skeletten gevonden en daaraan is af te lezen dat ze voor elkaar gaan zorgen: de prémensen krijgen de tijd om van verwondingen op te knappen. Dat ze hun doden gaan begraven hoeft nog niet zo spectaculair te zijn, hoeft nog niet op religie te wijzen. Wellicht moeten we er niet te hoge waarde hechten, want we zien dat de mieren ook voor hun doden zorgen. Regelmatig zie je ze met hun doden sjouwen. Het schijnt dat ook olifanten rouwen om hun doden. Zij hebben blijkbaar enig besef van dood en afscheid nemen. In groepen leven, een organisatie hebben, voor de doden zorgen, dat alles is in het dierenrijk niet uitzonderlijk, hoe bewonderenswaardig ook.

Het gedrag van dieren en van de pre-mens komt niet voort uit religie en wordt niet door de goden aangegeven; gedrag heeft elke soort vanouds in zich; het zit in de genen. Gedrag evolueert en wordt grotendeels vastgelegd in aangeboren instincten. Diep verankerde neigingen tot bepaald gedrag, uiteraard ten faveure van de soort, zou dat wellicht 'het geweten' zijn? Is 'het geweten' dus veel ouder zijn dan welke religie ook? Dit terzijde.

De homo sapiëns is onze meest directe voorloper, die zich uit of naast de bestaande groepen van prémensen, door mutatie of anderszins, zo'n 150.000 jaar geleden begint te ontwikkelen. Langzaamaan ontwikkelt hun groep nieuwe verstandelijke vermogens. Bovenop of rondom het aangeboren, instinctief gedrag ontwikkelt zich denkvermogen, vermogen tot reflexie. Daarmee gepaard ontwikkelen zich de hersens.
Als de Homo Sapiëns zijn doden gaat begraven, gaat dat op zeker moment samen met begrafenisrituelen. Met name die rituelen lijken te gaan samenhangen met een besef van voorouderschap, een beginnende voorouderverering. Die rituelen worden niet meer primair veroorzaakt door instinctieve, erfelijke gedragingen. De ontwikkeling overstijgt het individu; er vormt zich cultuur. Ouders gaan hun kinderen die cultuur aanleren. Nieuwe generaties beseffen: Hoe deden onze ouders het en wat hebben wij van hen geleerd? En als de ouden doodgaan, dan wij blijkbaar ook. Wat is dat dan: doodgaan? Wat hebben zij ons gegeven, zowel materieel als geestelijk? Is wat zij achterlaten, nu van ons? Bezitten wij nu hun rijkdom? Moeten wij nu bescherming gaan bieden? Geven wij onze kennis door aan de jonge generatie? De opkomst van het reflecterend vermogen, het overwegen van eigen en andermans gedrag veroorzaakt enig besef dat voorouders invloed op je hadden, en wellicht nog hebben.

Het bestaande normatieve en instinctieve gedrag, het geweten, wordt door deze beginnende denkers geanalyseerd. De homo sapiëns merkt dat het mogelijk is om niet alleen normen te hebben, maar ook om ze te ontwikkelen, dat je kunt besluiten om voor elkaar te zorgen, om wraak te nemen of om lief te hebben. Er wordt nagedacht; waarom doen we dit? Het is niet meer een automatisme hoe de soort zich gedraagt. Het automatisch groepsgedrag, de vanzelfsprekendheid daarvan begint voor een deel weg te vallen. Er dreigt anarchie.
De leider met het meeste(r)brein begrijpt dat normen door hogere machten moeten worden opgelegd, bijvoorbeeld door voorouders. Mogelijk vormt zich langzaamaan een soort spirituele leiders die zich gaan beroepen op voorouders of andere hogere machten. Zo'n besef van hogere machten, bovenaardse krachten, invloed van voorouders schijnt te ontstaan na 80.000 v. Chr.

Steeds meer en beter gereedschap wordt bedacht en gemaakt. Het moderne lichaam van de homo sapiëns krijgt langzaamaan ook een moderne geest, of liever: het gaat modern gedrag vertonen. Er is kritische beoordeling van eigen en andermans gedrag. Er ontstaat vraag naar de zin van het bestaan, naar het 'waartoe'.
Tegelijk wordt ook kunst een kenmerk van deze mens. We zijn er nog niet uit hoe oud de oudste rotstekeningen zijn, er wordt over getwist, maar ergens tussen 80.000 en 20.000 v. Chr worden er veel gemaakt. Waarom doen ze dat? En waarom worden er versieringen gemaakt, kralenkettingen; waarom vertelt men elkaar verhalen?

In koude periodes speelt het samenleven zich af in grotten. De schitterende versieringen hebben daarbij hun functie gehad. Was het om bij grote (interlokale) festivals de bezoekers te imponeren? Of wilden de leiders de omstanders iets duidelijk maken? In deze periode staan individuen op die zich gaan specialiseren in spiritueel contact met de bovenaardse machten of met de 'aanwezige' geesten van voorouders. Zijn het dezelfde mensen die oog hebben voor kunst en cultuur?
In dit evolutieproces evolueren ook de hersenen, die steeds ingewikkelder worden. Parallel aan dit proces van hersenontwikkeling verloopt ook de ontwikkeling van de genen. Het vermogen tot nadenken en beschouwen, zich afvragen en experimenteren wordt erfelijk. Daaronder bevindt zich één van de meest typische menselijke eigenschappen: het zoeken van verklaringen voor verschijnselen en het creëren van betere levensomstandigheden, het verfraaien van de omgeving; gevoel voor schoonheid.

De periode van 15.000 - 9.000 v. Chr. met haar ijzingwekkende overstromingen, wordt wel 'de jonge dryas' genoemd. Deze angstige tijd is wellicht in de herinnering blijven hangen in de diverse verhalen over zondvloed. De homo sapiëns moet dit verwerken; hij heeft het vermogen over zulke rampen na te denken. Ongetwijfeld worden de rampen beantwoord met veel angst voor de kracht van de natuur. De primitieve mens heeft daar geen greep op, heeft daarvoor geen verklaring dan een ingrijpen van voorouders, van ongrijpbare hogere machten.

Hoe wapent de mens zich daartegen? Hoe houdt hij die machten rustig? Het is al een oud dierlijk instinct dat je de ander gunstig kan stemmen als je die ander iets aanbiedt. Deze neiging ontwikkelt zich tot ongekende offerpraktijken, waarbij het gunstig stemmen van de 'goden' zonodig moet met mensenoffers. Die vinden plaats vanaf 9.000 v Chr. Is een ritueel mensenoffer denkbaar zonder dat een hogere kaste daartoe beslist? Zijn er inmiddels enkele slimmeriken opgeklommen tot een onaantastbaar spiritueel leiderschap?
Regionaal worden heiligdommen gebouwd en festivals gehouden. Schedels van voorouders worden bewaard. Men bedenkt dat hun geest nog rondwaart en invloed heeft. Hieromheen wordt veel 'verklaard' met wat de slimme leiders bedenken. Schuld en boete duiken op. Wraak en doodslag zijn nog een gebruikelijke manier om problemen op te lossen. Altijd weer dreigt de chaos.
Via voorouderverering komt men ertoe om natuurlijke fenomenen toe te schrijven aan bovennatuurlijke krachten. De goden vragen om genoegdoening en verering. Zo vindt de mens een manier om zich te handhaven in de rauwe natuur, om zijn angst te beheersen.

Als tussen 8000 en 7000 v. Chr. de dorpen uitgroeien tot steden met muren, dan is regeling van de machtsstructuren onmisbaar. Iemand maakt plannen, regelt. Iemand anders moet het zware werk doen. Er kan er maar één de baas zijn in de stad. Mogelijk is er een priesterkaste ontstaan, mensen die zeggen in contact te staan met de voorouders, met goden, met het bovenaardse waarin iedereen, inclusief die kaste, vast is gaan geloven. De mens is een wezen geworden dat vraagt naar het waarom, wil weten waarom de mens eigenlijk geboren wordt. Religie geeft daarop antwoord.

Weer enkele duizenden jaren later lijkt religie langzaamaan in de menselijke genen te zitten. De macht van de priesterkaste groeit. De leider van de apengroep is sjamaan geworden en de sjamaan wordt keizer met goddelijk gezag. Sterker nog. Ze worden tot goden verklaard. Vaak heeft een stad zijn eigen god.
In China ontstaan heilige paleizen. De Chinese sjamanen worden keizers, die afstammen van een machtige god! Het rijk Egypte heeft goddelijke farao's. In Uruk is een indrukwekkend heiligdom.

Maar de verdere ontwikkeling van de mens creëert ook twijfel aan diezelfde goddelijkheid. Omstreeks 2000 v Chr. hebben Egypte en Mesopothamië nog hun godkoningen, maar heel voorzichtig ontstaat discussie over de grenzen van het goddelijk koningschap. Dit komt wellicht ook door de opkomst van droogte en honger waardoor Egypte tijdelijk verzwakt. Aanvankelijk blijft Mesopothamië sterk, maar dan stort ook dat in; Ur valt en met haar de goddelijke koningen. Een zekere twijfel aan al die goddelijkheid doemt op.

De steden en staten vertonen een grillig bestaan van vallen en opstaan. Internationaal recht is er nog niet. Ieder doet wat goed is in zijn ogen en dat kan gemakkelijk inhouden dat je bedreigende groepen uitroeit of tot slaaf maakt. Vrouwen worden ondergeschikt gemaakt aan de man, wraak leidt tot wrede oorlogen, een vorst is almachtig en kan zich alle vormen van willekeur veroorloven, enzovoort.
In China komen de steden er weer bovenop, maar debatten over de grenzen van het goddelijk koningschap doen zich ook in het Oosten voor.

Omstreeks 1500 v Chr. zet Farao Achnaton de traditionele goden aan de kant en voert een drie-eenheid in: hijzelf, zijn vrouw en de zon. Wellicht is het een vroege vorm van monotheïsme, die Mozes inspireerde. Men ziet hier soms een voorloper van de eerste golf van 'axiaal denken', een nieuwe denkwijze. Na de dood van Achnaton worden de oude goden nog voor enige tijd in ere hersteld.
Omstreeks 1200 v Chr. is er beroering in Egypte, o.a. door droogte, hogere temperaturen, ziekte en pest. Grootmachten verliezen hun macht en de Israëlieten verlaten Egypte.

De wereld is rijk aan bezinning in meesterwerken over de zin van het leven. Er is een bovenaards rijk, het Nirwana, de Hemel, De Weg, De transcendentie, JHWH. Men discussieert, studeert. De goden staan daarbij wat op de achtergrond en worden soms samengevoegd tot één. De denkers reageren tegen de rituelen van de machtige heersers. Er is opkomst van een soort gelijkheid van de mensen.
De belangrijkste axiale denkers komen uit randgebieden. Hun ideeën worden vaak door anderen opgeschreven. Worden ze aanvankelijk bestreden en vervolgd, naderhand worden vaak de ideeën door de heersers op- en ingepakt. Het Jodendom (Mozes) predikt gelijkheid van mensen voor de enige echte ware god. Tegen willekeur en wreedheid stelt zij het 'oog om oog' en niet meer dan dat, tegen de ongebreidelde wraaknemingen en vetes, uit respect voor je medemens en zijn bezit. Over een hemel hoor je weinig, wel over een grote toekomst. En vele, vele rituelen en regels worden ingevoerd.

Toch zijn er nog steeds koningen die zich 'de gezalfde' noemen, die nog steeds geloven dat ze door God zijn gezonden, zoals Darius. Maar langzaamaan worden ze ontgoddelijkt, onttoverd. Rondom het jaar nul zijn de Romeinse keizers geen goden meer. Ze worden hooguit na hun dood in het godenrijk opgenomen.

Tussen 700 en 600 v Chr. zijn er in Griekenland geen godkoningen meer. Een soort democratie komt op. Het volk krijgt stem. Daarover is veel discussie. Het religieus besef verandert. Veel tempels zijn verwoest.

Het axiale tijdperk is echt op gang gekomen. Er doemen denkers op als Confucius en Tao, Lao-tse, Boeddha, Zaratoestra en de Griekse filosofen en de schrijvers / profeten van het Oude Testament. Later komen er nog Jezus en Mohammed bij. Jezus preekt de naastenliefde. De wang toekeren i.p.v. oog om oog. Geweldloosheid. Mensenrechten (ook vrouwenrechten) staan tegenover willekeur van de machthebbers. Weg met de hypocrisie. Regels zijn er voor de mens en niet andersom. Als men zo leeft, komt er een nieuw mensenrijk waar het goed leven is en het leven goed.
Het Christendom dat daarna opkomt wordt als een gezagsondermijnende godsdienst aanvankelijk bestreden, en vervolgens door de machthebbers ingepakt. Het monotheïsme wordt in het Westen aanvaard. De Jezus-idealen blijven wel bewaard, maar in plaats van dat 'nieuwe rijk' krijg je de kerk.

De eerste vijfhonderd jaar na Chr. stort het Romeinse rijk in. Uit Egypte, via Constantinopel komt er een builenpest over Europa. Er is een crisis van waarden en normen. Opkomst van monniken, zowel in oost als in west probeert daaraan wat te doen.

In Arabië heersen nog lang de stammen, vetes, tradities, bloedwraak, veelgodendom, geesten, demonen en magie. De opkomende Islam probeert dat te veranderen door ook hier een monotheïsme in te voeren. Mohammed predikte rechtvaardigheid, gelijkheid en mededogen. De islam ontstond in een periode van veel geweld en ook de profeet, i.t.t. Jezus, gebruikte het. Ethisch is het een soort voortzetting van het Mozaïsche oog om oog. De christelijke naastenliefde lijkt hier minder centraal te staan.

Vanaf 1000 n Chr. krijgt de kerk van Rome steeds meer macht en koningen moeten zich tegenover deze religieuze macht slim organiseren. Ze strijden tegen Byzantium en de islam; ze organiseren kruistochten.
De conventionele theologie wordt in verwarring gebracht als Abellard en Thomas van Aquino vinden dat die moet samengaan met de ratio. De evolutie van de mens gaat verder, met name zijn verstandelijk vermogen.
Als in China de Boeddhistische kloosters zeer rijk worden, ontstaat daar een afkeer van het Boeddhisme en wordt Confucius de belangrijkste Chinese denker. De wetenschap moet de staat redden. Het schrijven is de weg, het voertuig. Omstreeks 1500 echter keert China in zichzelf. De renaissancegeest is er op z'n retour.

Maar Europa omarmt het avontuur. De renaissance begint in Italië en zet door, gepaard met een stroom van nieuwe ideeën en kritiek. De wereld wordt ontdekt en in kaart gebracht. Iemand als Erasmus staat op. Francis Bacon onderstreept het belang van de waarneming. Er is een Gallileï, een Descartes, een Spinoza. Men kijkt terug naar een barbaars verleden en naar de vroegere axiale golf met al z'n denken en denkers. Godsdienst helpt de mens niet meer echt verder, lijkt haar functie gehad te hebben. Eerder wordt zij een rem op de ontwikkeling.
Kerkelijke protesten tegen nieuwe ideeën beklijven in West Europa niet. De klassieken worden bestudeerd en afgewezen, mensen als Newton gaan verder. Waarneming en redenering zijn de beste argumenten om god te begrijpen. Heksenverbranding wordt afgeschaft, god nog niet.

Na 1700 is de tijd van de uitvindingen en weer nieuwe gedachten. Stoommachines, evolutieleer, elektriciteit, telefoon, atomen, aardolie, aardgas, kernenergie, transport, genetische code, computer, nanotechnologie. Heel veel dat voorheen werd toegeschreven aan het ingrijpen van God, wordt nu wetenschappelijk verklaard. De gedachte dat de wetenschap de religie overbodig gaat maken dringt zich op. Nietsche verklaart dat God dood is. Daar waar deze ontwikkeling het verst gaat, waar de welstand stijgt, en waar het lijden van de mens minder wordt net als de behoefte aan troost van boven, daar wordt het meest getwijfeld aan bovenaardse wezens.


Kijken we nu om ons heen naar de wereld aan het begin van het tweede millennium, dan zien we de religie zeer divers verdeeld over de aarde. In West Europa en Noord Amerika zijn grote groepen mensen die het steeds onbegrijpelijker gaan vinden dat mensen serieus nog in het bestaan van bovenaardse, persoonlijke wezens geloven die invloed zouden uitoefenen op de aarde. Vele maatschappijen worden seculier, de overheden stellen zich neutraal op t.o.v. de godsdiensten. Echt agressieve godsdiensten zie je daar nog weinig; misschien wat fundamentalisme in Amerika.
In China en Rusland is al heel lang een antigodsdienstige houding, blijkbaar omdat het marxisme er langdurig heeft huisgehouden.
In Afrika is nog veel primitieve voorouderverering te vinden en heel veel klassiek godsgeloof. De Afrikaan kan zich niet voorstellen dat iemand serieus zou geloven dat er geen god is.
De Islam leeft op en levert ouderwetse godsdienstoorlogen en de radicale groepen beginnen alsnog een tegenkruistocht tegen het Satanische Westen.
Is het hoogmoedig om te denken dat sommige regio's van de wereld een zeker primitief stadium voorbij zijn en andere niet?

De ontwikkelingen van de godsdiensten loopt dus niet overal in de pas. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de wereld overal seculier wordt en de religies teruggedrongen, op z'n minst tot het particuliere leven.
Er zijn mensen die denken dat in de genen niet alleen huidskleur, haartype en lichaamsvorm vastligt, maar ook gedrag, inclusief godsdienstig gedrag en religie. Anderzijds, zelfs zeer gelovig opgevoede mensen kunnen volkomen van god losraken. Waarom zou de ene mens niet buiten godsdienst kunnen en de ander wel?
Is het wellicht ook gekoppeld aan regio, aan geografische factoren? Wat zit er in de genen? Hoe komt het dat in Afrika en in Islamitische landen vrijwel niemand zich een wereld zonder goden kan voorstellen?

In onze tijd is de menselijke soort nog steeds een smeltpot met regionale genen. Nog steeds is er verandering / ontwikkeling van genen. Zoals indertijd uit de diverse soorten prémensen, de homo sapiens ging overheersen, zo kan ook nu nog een bepaalde soort de overhand krijgen (en wie weet, de andere verdringen op den duur, hoewel de mondiale omgang en vermenging tussen alle soorten dat onwaarschijnlijk maakt).
En misschien hoeft het geen tienduizenden jaren te duren voordat een echt nieuwe soort ontstaan is. Ik verwacht natuurlijk niet dat wij-van-nu het resultaat nog zullen zien. En ook is te hopen dat voor die tijd nog geen echt einde aan de mens is gekomen door wat voor ramp dan ook of door zo'n ramp teruggeworpen worden in het stenen tijdperk.

Als er een soort ontstaat die niet meer gevoelig is voor religie, is dat al begonnen bij mensen als Spinoza. Of heel misschien al wel bij sommige oude Grieken. Onder invloed van de moderne wetenschappen komen er steeds meer mensen die de godsdienst zien als een achterhaalde of ouderwetse menselijk-evolutionaire strategie. Religie is een mengsel van menselijke reactie op angst en menselijke behoefte aan troost en zingeving. Iemand blijft in god geloven zolang die iemand dat nodig heeft. Waarschijnlijk zal een godsdienstloze mens pas echt kunnen beklijven als het lijden veel minder is, als alle mensen het beter hebben. De genetische ontwikkeling naar godloosheid gaat met drie stappen vooruit en twee achteruit.


Zodra de mens zich bewust werd van zichzelf, vertoonde hij vormen van creativiteit. Denk aan siervoorwerpen en rotstekeningen. Dat kenmerk is nooit verdwenen, integendeel. Het creatieve, het bedenken van iets nieuws, van iets moois, van iets bijzonders ontwikkelde zich zonder ophouden, ook al waren er tegenstromingen, niet in het minst van de latere godsdiensten. Het ontwikkelen van kunst en wetenschap is een voortgaand proces, soms tegen de verdrukking in. Maar het is tegelijk de straalmotor van de vooruitgang der soort. Kijk maar om je heen en zie overal de resultaten van creativiteit en wetenschap.
Het proces van autonomisering van de mens, zijn onafhankelijkheid van bovenaardse wezens, is altijd wel hier en daar aanwezig geweest, maar drong echt door vanaf de zestiende eeuw in het westen van Europa.
In de druk bevolkte wereld, waarin alle mensen buren zijn die elkaar kennen, zal het behoud van de soort vragen om nieuwe maatregelen, afspraken die veel verder gaan dan een Europese grondwet. De mens zal zich daarin passen om te overleven. Ongetwijfeld weet die mens die gaat komen dat zijn brein doorslaggevend is bij zijn handelen. Nieuwe technieken zullen het gedrag van die nieuwe mens veranderen. Wellicht wordt het gemakkelijker om een samenleving in stand te houden. Best mogelijk dat de mens keuzes doet die we nu voor onmogelijk houden, bijvoorbeeld dat hij zich in hoge mate onderwerpt aan controlerende instanties. Je kunt nu al constateren dat veel jongeren zeggen: ik heb niets te verbergen, ze mogen alles weten. Er komt een nieuwe mens. Wellicht komt er in 2084 alsnog een wereld volgens Orwel's 1984. Niet dat ik daar naar uitzie.

Zeker tienduizend jaar nam het om van de mens een godsaanbidder te maken. Wie weet zal het nog eens tienduizend jaar duren voordat de mens dat stadium echt is gepasseerd. Best mogelijk dat pas in het jaar 10.000, mocht de mensheid er dan nog zijn, men niet alleen terugkijkt op het stenen tijdperk, maar ook op het 'godsdienstige tijdperk'. De kinderen zullen op school leren dat de mensen toen goden nodig hadden om hun bestaan zinvol te maken en om ze te troosten met de eindigheid van hun bestaan. Nu weten we beter….