Proteïnen (indeling)
Je kunt eiwitten indelen naar vorm en dan heb je eiwitten in vezelvorm en in globulaire vorm.
- Vezeleiwitten - toch zeker 10 x zo lang als breed. Zo heb je bijvoorbeeld in de nagels, in huid en huiden: Keratine.
- Globulaire proteïnen - zijn veel ronder van vorm, dus lengte en breedte verschillen niet veel. Voorbeelden: enzymen, antilichamen, membraanproteïnen, hemoglobine, chlorofyl, en meer.
Deze indeling heeft direct te maken met de twee belangrijkste functies van proteïnen:
- vorming van weefsel (spieren, huid, been, colageen, enz.)
- katalyse (controle van de reacties, transmissie van zenuwimpulsen, immuunbescherming)
Letten we op de molecuulsamenstelling van de eiwitten, kun je de proteïnen indelen in: eenvoudig en complex.
- Eenvoudige proteïnen of homoproteïnen: - zijn uitsluitend opgebouwd uit aminozuren en niks anders. Voorbeelden: insuline, albumine, keratine, fibrinogeen (dat zich bevindt in het bloedplasma en dat meedoet aan de bloedstolling).
- Complexe eiwitten of heteroproteïnen: - zijn gekoppeld met niet-eiwitstructuren, zoals de prostetische groepen.
Voorbeelden van groep B:
- Chlorofyl, waarvan de prostetische groep Mg is
- Hemoglobine waarvan Heem met Fe de prostetische groep is
- kaseíne (in melk), waarvan de prostetische groep fosfaat is
- kerneiwitten: - voornamelijk in de ribosomen en waarvan de prostetische groep een ribonucleínezuur is (RNA) of (DNA)
- glycoproteïnen, waarvan de prostetische groep een saccharide is; lipoproteïnen met lipiden als prostetische groep
- Complexe proteïnen worden ingedeeld naar hun prostetische groep.
- Als de prostetische groep een bepaalde kleur heeft, wordt ook wel gesproken van chromoproteïnen.