Start chemie Afrika schrijfsels leuke ideeën 70 jr

SECULIER

Voorwoord

Waarom ik er behoefte aan heb om op te schrijven wat me bezig houdt, kan ik niet zo goed uitleggen. Soms denk ik dat het is om beter te onthouden wat ik belangrijk vind. Je hoort of bedenkt iets en je wilt dat niet kwijtraken. Opschrijven helpt; zeker als je daarna op je schrijfsel commentaar krijgt. Zowel het schrijven als het gesprek dwingen me om die rondvliegende gedachten te ordenen en onder woorden te brengen.
Ook hoop ik dat mijn gedachten, ideeën na mijn dood onder de mensen blijven voortleven. Wat de reden ook is, ik doe dit al mijn hele leven lang en ik geniet ervan, zowel van de inhoud als van de vorm.

Aanleidingen tot schrijven zijn er vele. Voor mij is het genoeg om elke dag de krant te lezen. Elke keer kom ik onderwerpen tegen bij het nieuws of bij de columnisten, onderwerpen die me aan het hart gaan. Graag wil ik daar dan op reageren.
Regelmatig lees ik een boek dat te denken geeft (onze leesclub houdt van non-fictie). Met vrienden heb ik vele gesprekken waarin ik mezelf train in het moeizaam formuleren van mijn gedachten of die laat bijsturen door de gesprekspartner.

De ene mens is de ander niet. Mijn interesse wordt mede gevoed door mijn kerkelijk-godsdienstige opvoeding. Tot mijn dertigste jaar ging ik elke zondag naar de kerk en was actief gelovig lid. Maar er doken steeds meer redenen op om daarmee te stoppen. De oude zekerheid verdween. Ik zoek naar nieuwe zekerheden, zonder daarvoor te hoeven aankloppen bij bovennatuurlijke wezens.
Bij dit proces van verandering heb ik niet gemerkt dat ik minder ethisch zou zijn geworden, dat ik goed en kwaad niet meer uit elkaar zou kunnen halen, dat ik geen moraal meer zou hebben. En ongelukkig ben ik er zeker niet van geworden, integendeel.

Onderwerpen die me interesseren gaan altijd over Mens en Wereld. Wat doen wij mensen hier? Waarom zouden we iets doen? Heeft het leven zin? Ik heb er toch niet om gevraagd?! Wat lijkt me goed en fout in wat we doen? En waar haal ik mijn moraal vandaan, uit de natuur, uit de wetenschap? Al die vragen dwingen me om te zoeken naar antwoorden en dat doe ik graag al schrijvende. Dus bij dezen.

Nog één vraag moet ik proberen eerst te beantwoorden: tot wie richt ik mij eigenlijk? Heb ik een boodschap, en zo ja, voor wie? Misschien een verlate boodschap aan mijn kinderen (bijna vijftigers nu), of aan mijn kleinkinderen (tieners nu)? Of wil ik alleen voor mezelf duidelijkheid krijgen?

In dit essay treft de lezer verschillende onderwerpen aan die allemaal met elkaar samenhangen, maar niet elke lezer zal dezelfde interesses hebben. ik moet het dus zo indelen dat je kunt kiezen, dat je direct naar een onderwerp kan gaan waarvan je vermoedt dat het iets voor jou is. Digitale stukken lenen zich daar ook gemakkelijk toe, met een klik ben je waar je wilt. Ik zal daarom bij de inhoudsopgave met ruime titels werken, zodat je meteen kan zien of het iets is voor jou.

Veel leesplezier.

Daan A




Inhoud

Voorwoord
Inleiding
Hoe de mens zijn god(en) bedacht en dat kennis daar een eind aan kan maken
Dat godsdienst niet de moeder is van de moraal
Gaat god voorbij?
Spinoza
Heb ik een vrije wil, of lijkt dat maar zo?
Seculiere hoop
Waar het allemaal goed voor is, boodschap aan mijn kleinkinderen




Inleiding

Overal ter wereld zijn de godsdiensten nog prominent aanwezig. "Nog" suggereert dat daar een einde aan zal komen. Steeds meer mensen leven van god los. Zou godsdienst kunnen verdwijnen? Heeft de mensheid ooit zonder gezeten?
Ik heb geprobeerd enig zicht te krijgen op de geschiedenis van de mens en zijn godsdiensten en heb me daarbij laten helpen door Ian Morris. Is het waar wat mijn vader zei: zonder god weten de mensen niet meer wat goed en kwaad is? Of is dat nonsens en leeft de mens prima zonder?
Schrijvers zoals de Israëlische Yuval Harari, de Nederlandse Hans Boutellier en de Belg Jan Verplaetse waren behulpzaam bij het denken over de vraag waar de moraal vandaan komt en hoe die zich wellicht alsnog kan ontwikkelen. Dick Swaab zet het raam open met uitzicht op de verworvenheden van de moderne hersenwetenschappen. Wordt ons gedrag helemaal bepaald door onontkoombare neurologische processen? Is er zoiets als een 'vrije wil'?
Als er geen vrije wil is, als alles een natuurlijke oorzaak heeft, of als je handelen bepaald wordt door toevallige neuronenbewegingen, zijn mensen dan nog wel ethische wezens. Kunnen ze ergens schuldig aan zijn?
Ik heb enkele boeken gelezen over Spinoza + enkele citaten van de man zelf; ik reken mezelf tot zijn bewonderaars. Hij heeft me geholpen bij de vraag: Wat drijft de mens (en andere soorten) om zich uit te sloven?
De vraag naar een nieuwe mensenwereld doemt op, wat voor mensen - als ze niet voortijdig uitsterven - zullen de wereld gaan bevolken en hoe gaan die met elkaar om? En waarom zouden ze? Geef eens één reden waar onze (menselijke) aanwezigheid in deze wereld goed voor is.


















Hoe de mens zijn god(en) bedacht en dat kennis daar een eind aan kan maken

Een van de verworvenheden van de Homo Sapiëns is dat hij zijn doden gaat begraven en dat gaat samen met begrafenisrituelen. Met name die rituelen lijken te gaan samenhangen met een besef van voorouderschap, en vervolgens met een beginnende voorouderverering.
“Ziedaar onze dode ouders. Wat hebben ze ons geleerd, nagelaten op materieel en geestelijk vlak? Zelf zullen we ook sterven. We geven wij ons nageslacht mee?”
Wat is dat: doodgaan? Is wat zij achterlaten, nu van ons? Bezitten wij nu hun rijkdom? Hoe geven wij ons bezit door aan de generatie na ons? Moeten we ook onze kennis doorgeven?
De ontwikkeling overstijgt het individu, er vormt zich cultuur. De opkomst van het reflecterend vermogen, het overwegen van eigen en andermans gedrag, die veroorzaken enig besef dat voorouders invloed op je hadden …. en wellicht nog hebben. Hier ligt een kans voor de leiders.
Het bestaande normatieve en instinctieve gedrag, de moraal, of het geweten, wordt door deze beginnende denkers gevoeld en gewogen. De Homo Sapiëns ontdekt dat hij normen heeft en bedenkt dat hij nieuwe normen kan ontwikkelen. Hij kan al dan niet besluiten om voor de ander te zorgen, of om wraak te nemen, of om lief te hebben. Er wordt nagedacht: waarom doen we dit? Het is niet meer volledig instinctief hoe de soort zich gedraagt. De vanzelfsprekendheid van automatisch groepsgedrag begint voor een deel weg te vallen.

De leider van de groep is niet zomaar het alfamannetje, maar degene met het meeste(r)brein. Als hij slim is, kan hij zeggen wat de ander moet doen. Hij begrijpt dat normen door hogere machten moeten worden opgelegd, bijvoorbeeld door voorouders.
Er vormen zich langzaamaan een soort spirituele leiders die zich gaan beroepen op voorouders of andere hogere machten. Zo’n besef van hogere machten, bovenaardse krachten, invloed van voorouders schijnt te zijn ontstaan kort na 80.000 v. Chr.

In deze periode staan individuen op die zich gaan specialiseren in spiritueel contact met de bovenaardse machten of met de ‘aanwezige’ geesten van voorouders. Wellicht zijn het dezelfde mensen die oog hebben voor kunst en cultuur, van wie we in rotstekeningen nog de producten kunnen bewonderen.
In dit evolutieproces evolueren ook de hersenen, die steeds ingewikkelder worden.
Parallel aan dit proces van hersenontwikkeling verloopt de ontwikkeling van de genen. Het vermogen tot nadenken en beschouwen, zich afvragen en experimenteren wordt erfelijk. Daaronder bevinden zich de meest typische menselijke eigenschappen: het zoeken van verklaringen voor verschijnselen, het creëren van betere levensomstandigheden, het verfraaien van de omgeving; gevoel voor schoonheid. Het gaat in de genen zitten.

Als tussen 8.000 en 7.000 v. Chr. de dorpen uitgroeien tot steden met muren, dan is regeling van de machtsstructuren onmisbaar. Iemand maakt plannen, regelt. Iemand anders moet het zware werk doen. Er kan er maar één de baas zijn in de stad. De priesterkaste zegt in contact te staan met de voorouders, met goden, met het bovenaardse waarin iedereen, inclusief die kaste, vast is gaan geloven. De mens is een wezen geworden dat vraagt naar het waarom, wil weten waarom de mens eigenlijk geboren wordt.
De macht van de priesterkaste groeit. De leider van de apengroep is in een proces van duizenden jaren sjamaan geworden en de sjamaan wordt keizer met goddelijk gezag. Sterker nog. Ze worden tot goden verklaard. Vaak heeft een stad zijn eigen god. In China ontstaan heilige paleizen. De Chinese sjamanen worden keizers, die afstammen van een machtige god! Het rijk Egypte heeft goddelijke farao’s.

Maar de voortgaande ontwikkeling van de mens creëert ook twijfel aan diezelfde goddelijkheid. De mens met zijn hersens laat zich niet als een dier onderwerpen. Omstreeks 2.000 v. Chr. hebben Egypte en Mesopotamië nog hun god-koningen, maar heel voorzichtig ontstaat discussie over de grenzen van het goddelijk koningschap.
Dit komt wellicht ook door de opkomst van droogte en honger waardoor Egypte tijdelijk verzwakt. Aanvankelijk blijft Mesopotamië sterk, maar dan stort ook dat in; valt en met haar de goddelijke koningen. De twijfel aan al die goddelijkheid neemt toe. Goden zijn niet de eeuwige blijvers. Begint hier al het secularisme?

Omstreeks 1.500 v. Chr. zet Farao Achnaton de traditionele goden aan de kant en voert een drie-eenheid in: hijzelf, zijn vrouw en de zon. Wellicht is het een vroege vorm van monotheïsme, die Mozes inspireerde. Men ziet hier soms een voorloper van de eerste golf van ‘axiaal denken’, een nieuwe denkwijze.
De wereld is rijk aan bezinning, wat is de zin van het leven? De Homo Sapiëns groeit. De hersens worden complexer, nieuwe data worden opgeslagen in de genen. De ideeën van de belangrijkste axiale denkers, vaak afkomstig uit randgebieden, worden opgeschreven. De heilige boeken komen op. Er is een bovenaards rijk, het Nirwana, de Hemel, De Weg, De transcendentie. Men discussieert, studeert. De vele goden geraken wat op de achtergrond en worden soms samengevoegd tot één god, jhwh, allah.

Worden de nieuwe ideeën aanvankelijk bestreden en de verkondigers vervolgd, naderhand worden ze vaak door de heersers op- en ingepakt. Het Jodendom (Mozes) predikt gelijkheid van mensen voor de enige echte ware god. Tegen willekeur en wreedheid stelt zij het ‘oog om oog’ en niet meer dan dat, tegen ongebreidelde wraaknemingen en vetes, uit respect voor je medemens en zijn bezit. Over een hemel hoor je weinig, wel over een grote toekomst.
En vele, vele rituelen en regels worden ingevoerd.

Hoewel er nog steeds koningen zijn die zich ‘de gezalfde’ noemen, die nog steeds geloven dat ze door god zijn gezonden, zoals Darius, worden ze langzaamaan ontgoddelijkt, onttoverd.

Tussen 700 en 600 v. Chr. zijn er in Griekenland geen godkoningen meer.
Rondom het jaar nul zijn de Romeinse keizers geen goden meer. Een soort democratie komt op. Het volk wordt zich bewust, krijgt stem. De heersers worden hooguit na hun dood in het godenrijk opgenomen. Het religieus besef verandert.

De "axiale periode" is op gang gekomen. Die omvat ongeveer de laatste duizend jaar voor Chr. Overal dienen zich grote denkers aan: schrijvers en profeten van het Oude Testament, Confucius. Lao-Tse en Tao in China, in India het Hindoeïsme en het Boeddhisme, Zarathustra, de Griekse filosofen, alsook een hoogculturele beschaving in Peru. Het optreden van Jezus lijkt deze periode af te sluiten.
De onbegrepen en radicale Jezus preekt de naastenliefde. De wang toekeren i.p.v. oog om oog.
Geweldloosheid. Mensenrechten (ook vrouwenrechten) staan tegenover willekeur van de machthebbers. Weg met de hypocrisie. Regels zijn er voor de mens en niet andersom. Als men zo leeft, komt er een nieuw mensenrijk waar het goed leven is en het leven goed. Als er één was die een nieuwe toekomst zag komen met nieuwe mensen daarin, dan was het Jezus wel.

Het Christendom dat daarna opkomt wordt als een gezagsondermijnende godsdienst aanvankelijk bestreden, en vervolgens door de machthebbers ingepakt. Het monotheïsme wordt in het Westen aanvaard. De Jezus-idealen blijven wel bewaard, maar in plaats van dat ‘nieuwe rijk’ krijg je de kerk.
In Arabië heersen nog lang de stammen, vetes, tradities, bloedwraak, veelgodendom, geesten, demonen en magie. De opkomende Islam probeert dat te veranderen door ook hier een monotheïsme in te voeren. Mohammed predikte rechtvaardigheid, gelijkheid en mededogen. De islam ontstond in een periode van veel geweld en ook Mohammed, i.t.t. Jezus, maakte er gebruik van. De Islam mag dan een nieuwere godsdienst zijn, ethisch lijkt het meer een soort voortzetting van het oude Mozaïsche oog om oog, tand om tand.

Dan omarmt Europa een nieuw avontuur. De renaissance begint in Italië en zet door, gepaard met een stroom van nieuwe ideeën en kritiek. De wereld wordt ontdekt en in kaart gebracht. Iemand als Erasmus staat op. Francis Bacon onderstreept het belang van de waarneming. Er is een Galilei, een Descartes, een Spinoza. Men kijkt terug naar een barbaars verleden en naar die axiale golf met al z’n denken en denkers. De klassieken worden bestudeerd. Godsdienst helpt de mens niet meer echt verder, lijkt haar functie gehad te hebben. Eerder wordt zij een rem op de ontwikkeling.
Kerkelijke protesten tegen nieuwe ideeën beklijven in West Europa niet, maar elders (nog steeds) wel. Mensen als Newton noemen waarneming en redenering de beste argumenten om god te begrijpen. Heksenverbranding verdwijnt, god nog niet, hoewel Spinoza de transcendente god graag af zou schaffen ten gunste van de Natuur.

Na 1700 komt de tijd van de uitvindingen en weer nieuwe gedachten. Stoommachines, evolutieleer, elektriciteit, telefoon, atomen, aardolie, aardgas, kernenergie, transport, genetische code, computer, nanotechnologie. Heel veel dat voorheen werd toegeschreven aan het ingrijpen van God, wordt nu wetenschappelijk verklaard.
De gedachte dat de wetenschap de religie overbodig gaat maken dringt zich onweerstaanbaar op. Nietsche verklaart dat God dood is. Daar waar deze ontwikkeling het verst gaat, waar de welstand stijgt, en waar het lijden van de mens minder wordt net als de behoefte aan troost van boven, daar wordt het meest getwijfeld aan bovenaardse wezens. Secularisme breekt door. Waar nu nog godsdienst is, lijkt die de ontwikkeling in de weg te staan. Verdere voortgang, ontplooiing en verbetering van de mensensoort moet het hebben van de wetenschap, niet van godsdienst.



Dat godsdienst niet de moeder is van de moraal

Ik vermoed dus dat goden menselijke bedenksels zijn, dat geloven in bovennatuurlijke wezens ooit is begonnen, dat het tijdperk van de godsdienst een fase is in de ontwikkeling van mens en wereld en dat het verschijnsel te zijner tijd weer zal verdwijnen.
Ongetwijfeld heeft godsdienst haar functie (gehad), iets in de psyche van mensen die zich bewust worden van beangstigende onbegrepen natuurverschijnselen. Een machtige god kan je beschermen, zo voelt dat. Mogelijk is gevoel voor het bovennatuurlijke zelfs in de genen gaan zitten (en kan er ook weer uit verdwijnen).

Hebben dieren ooit getaald naar goden van wie ze hulp verwachtten? Als het onweerde, de donder zich liet horen, kropen katten weg en huilden de wolven van angst. En dat doen ze nog steeds.
Gevaar, lijden en dood kwamen alle dieren, net als de mensen, tegen op hun levenspad. Riepen zij hun voorouders aan? Wierpen zij zich in aanbidding neer voor een hoger wezen, in de hoop op verlossing, troost en eeuwig leven? Dat dacht ik toch niet. Om zoiets te verzinnen heb je reflexieve menselijk wezens nodig.
Dieren hebben hun angsten en instincten, maar van religieuze rituelen lijkt geen sprake. Zelfs bij chimpansees of bonobo's, die toch sterk op de mens lijken, tref je geen vorm van godsdienst aan. Ze schijnen nauwelijks weet te hebben van het bestaan van ouders en geen angst te hebben voor, noch behoefte aan voorouders of bovenaardse wezens.

Als wij mensen dus zijn opgeklommen uit het dierenrijk, en godsdienstige wezens zijn geworden, dan moet ergens in dat proces zijn binnengeslopen. Ongetwijfeld voorzag die godsdienst in een behoefte. De menselijke soort was ermee geholpen, neem ik aan. Godsdienst had haar functie in de evolutionaire ontwikkelingsprocessen, wellicht in het bijzonder in de morele ontwikkeling van de mensensoort; in het bijeenhouden van grote groepen, in het overwinnen van angst?

De godsdiensten claimden soms dat ze de moraal hebben uitgevonden. Moraal bij dieren zou niet bestaan, god heeft alleen de mens kennis gegeven van goed en kwaad. We danken onze moraal aan de godsdienst, en dat we dus vooral moeten luisteren naar de boodschap van god, te vinden in de diverse heilige boeken. Ik erger me aan deze mening.
We weten we inmiddels dat dieren, en niet alleen onze directe voorgangers, de mensapen, er moraal op na houden. We treffen bij dieren empathie aan, gevoel voor onrechtvaardigheid, jaloezie, trouw. Modern hersenonderzoek laat een biologische verankering zien van moraal in het lichaam, hetzij in de genen, hetzij in de hersenen.
Het 'zich gedragen' van de levende wezens in de voormenselijke tijd werd net als nu gestuurd door in genen en in hersenen opgeslagen informatie. De natuur(wetten) bepalen voor een groot deel het gedrag, meestal met als doel het behoud, het voortbestaan en de verbetering van de soort. Je zou misschien de dierlijke instinctieve kennis kunnen opvatten als een 'dierlijk geweten'. Zo'n geweten zou dan bij de vroege mens een nieuwe weg omhoog hebben genomen, een stevige uitbreiding naar een menselijk geweten. Zoiets was er eerder dan de godsdiensten, het is een natuurwet. Zo regelt het leven de dingen blijkbaar.

Hier is het aardig om iets aan te halen dat ik in een artikel van Hans Achterhuis las. Hij schrijft over het vijfde gebod "eert uw vader en uw moeder". Voor zover hij kan zien, doen dieren daar niet aan. Deze norm, dit stukje moraal hebben we niet evolutionair meegekregen. Wel de zorg voor kinderen, niet de zorg voor ouderen. Hij ziet hier een duidelijk voorbeeld van moraal die wel een godsdienstige oorsprong heeft.

Als de Verlichting inderdaad mede verantwoordelijk is voor het verdwijnen van godsdienst, dan gaat een deel van de eer naar Bento Spinoza. Lang voor Darwin poneerde hij de stelling dat elke soort streeft naar voortbestaan, naar ontwikkeling en dat de krachten daartoe door de natuur zelf worden geleverd.
Hij verwierp het bovennatuurlijke, vond dat de natuur genoeg had aan zichzelf. Als Spinoza het woord god gebruikte, bedoelde hij daarmee de natuur, de oerkracht van de wereld:
De natuur zorgt goed voor zichzelf. Ze houdt zichzelf in stand, verbetert zichzelf, groeit uit. Nieuwe individuen van alle soorten planten en dieren, inclusief de mens vormen zich. Je kunt erop vertrouwen dat zij door diezelfde natuurwetten in stand worden gehouden.
Elk organisme heeft het vermogen zich te ontwikkelen, zich te realiseren. Hoe groter dat vermogen, hoe beter. Wat bijdraagt aan dat vermogen, is goed. Alles wat daaraan afdoet, is slecht. Lang voor Frans de Waal, verkondigde Spinoza al dat moraal net als alle natuurkrachten immanent in de Natuur aanwezig is en niet afkomstig van transcendente goden.




Gaat god voorbij?

We zijn op weg naar een nieuwe tijd. Zal zoiets als religie of godsdienst verdwijnen als de mens in zijn voortgaande ontwikkeling die niet meer nodig heeft, als de Homo Sapiëns ontdekt dat goden verzinsels zijn? Kan het zijn dat bij de mens op lange termijn de behoefte aan een god overgaat in iets geheel anders, of verdwijnt?
Zal het ooit gebeuren dat de kinderen op school leren terug te kijken op het godsdienstig tijdperk zoals ook het stenen tijdperk een gepasseerd station is?
Zullen ze les krijgen over een voorbije, wonderlijk primitieve periode van de mensheid, waarin de mens zich zijn gedrag liet voorschrijven door niet bestaande bovennatuurlijke wezens? En dat de kinderen vriendelijk lachend dit aanhoren, en nauwelijks willen geloven dat dit waar is?

Onder bepaalde omstandigheden en in bepaalde regio’s lijkt de godsdienst zich met kracht te handhaven, is er nog niet een schijn van een aflopende godsdienstperiode. Elders, onder andere omstandigheden, lijkt het zich opheffen van godsdienst al geruime tijd aan de gang. In Afrika en in China is nog primitieve voorouderverering te vinden. Klassiek godsgeloof vinden we in Afrika, het Midden Oosten en Zuid Amerika. De Islam leeft op en levert ouderwetse godsdienstoorlogen en de radicale groepen beginnen alsnog een tegenkruistocht tegen het satanische Westen.
In China en Rusland is al heel lang een antigodsdienstige houding, blijkbaar doordat het marxisme er langdurig heeft huisgehouden. Nu schijnt er een opleving van religie te zijn.
In West Europa en Noord Amerika zijn grote groepen mensen die het steeds onbegrijpelijker gaan vinden dat mensen serieus nog in het bestaan van bovenaardse wezens geloven die invloed zouden uitoefenen op de aarde. Steeds meer maatschappijen worden seculier, de overheden stellen zich neutraal op t.o.v. de godsdiensten. Ouderwets agressieve godsdiensten zie je daar nog weinig; misschien wat fundamentalisme in Amerika. Alternatieve godsdiensten, zoals een fundamenteel geloof in de vrije markt, laat ik nu even buiten beschouwing.
De ontwikkelingen van de godsdiensten loopt dus niet overal in de pas. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de wereld overal seculier wordt.
Er zijn mensen die denken dat in de genen niet alleen huidskleur, haartype, intelligentie en lichaamsvorm vastligt, maar ook gedrag, inclusief godsdienstig gedrag. Godsdienst zou erfelijk zijn. Maar hoe kan het dan dat zelfs zeer gelovig opgevoede mensen volkomen van god kunnen losraken? Waarom zou de ene mens niet buiten godsdienst kunnen en de ander wel?
Is godsdienstigheid wellicht ook gekoppeld aan regio, aan geografische factoren? Kan het zo diep in de cultuur gaan vastzitten? Zit het zelfs in de genen? Hoe komt het dat in Afrika en in Islamitische landen vrijwel niemand zich een wereld zonder goden kan voorstellen?
Maar een cultuur kan veranderen en genen kunnen vervallen. Er zijn vast wel meer oude eigenschappen uit het genoom van de mensheid verdwenen. Ik denk ook dat de belangrijkste reden dat mensen gaan geloven te vinden is in het eenvoudige gegeven dat ze opgroeien in een omgeving waar iedereen dat geloof aanhangt.
Is het hoogmoedig om te denken dat sommige regio’s van de wereld een zeker primitief stadium voorbij zijn en andere niet?

Zeker tienduizend jaar nam het om van de mens een echte godenaanbidder te maken. Wie weet zal het nog eens tienduizend jaar duren voordat de mens dat stadium echt is gepasseerd.

Bij dezen moet ik nog even een misverstand uit de weg ruimen, of liever aangeven dat verschillende begrippen niet door elkaar gebruikt moeten worden. Ik denk ik dit verhaal vooral aan 'godsdiensten', niet te verwarren met 'geloven', of met religie.
Ik ben er nog niet uit hoe ik het begrip religie precies moet duiden, maar het lijkt me in elk geval ruimer dan godsdienst. Een religieuze mens hoeft niet per se godsdienstig te zijn. En iets geloven is een menselijke eigenschap, hoeft helemaal niet religieus of godsdienstig te zijn.
Wel koppel ik iets bovennatuurlijks, een bovenaards wezen, een transcendentie aan het begrip god. Ik weet niet of religie of geloven altijd iets met transcendentie te maken hebben, betwijfel dat zelfs.

Als er een mensensoort ontstaat die niet meer gevoelig is voor het bovennatuurlijke, is dat al begonnen bij mensen als Spinoza. Of al bij sommige oude Griekse filosofen. Onder invloed van de moderne wetenschappen komen er met name in West Europa steeds meer mensen die de godsdienst zien als een menselijk-evolutionaire strategie. Godsdienst is een menselijke reactie op angst, een menselijke behoefte aan troost en zingeving. Iemand blijft in god geloven zolang die iemand dat nodig heeft.

Waarschijnlijk zal een godsdienstloze mens pas echt kunnen beklijven als er veel minder lijden is, als alle mensen het beter hebben.



Spinoza

De naam van Spinoza heb ik in het voorgaande al genoemd. Op zijn denken (ik hoop er iets van begrepen te hebben) wil ik wat nader ingaan omdat het me aanspreekt. Wat dus volgt is vooral een poging van mij om het denken van Spinoza zo goed mogelijk weer te geven.

"Elke levende soort - en ook elk afzonderlijk individu van die soort - heeft alles in zich wat nodig is om zich te handhaven en zelfs te verbeteren, of dat nu dieren of mensen betreft. Elk levend individu streeft naar overleving en heeft een inwendige natuurlijk drang om zich te handhaven. Noem het een impuls tot leven, een levensdrift, de natuurlijke kiemkracht.
Bij de geboorte van een individu wordt een soort bouwplan doorgegeven dat alle gegevens van de nabije familie bevat, maar ook die van de soort. Meteen vanaf de geboorte wordt dat bouwplan in uitvoering gebracht, is de Natuur bezig met ontplooiing. Het individu zoekt voedsel, groeit, gaat kijken, geluiden maken, reageren.
Opvoeders helpen daarbij, ze wijzen de weg, maar het proces vindt plaats in het nieuwe ding, een woord dat Spinoza gebruikt voor een levend exemplaar van een soort.

De levensdrift is van levensbelang. Terwijl jij je ontwikkelt, doet die drift zijn werk en zorgt ervoor dat het leven wordt voortgezet in jou. Je hoeft alleen die fantastische drang die je in hebt te accepteren. Onderwerp je niet aan bovennatuurlijke, niet bestaande wezens, maar geef je over aan de wetmatigheden van de natuur.
Geen enkel organisme, geen mens, geen dier, geen plant zelfs, mist de drang om te leven overeenkomstig zijn aard. Je kunt die niet verliezen. Je wordt van binnen uit aangemoedigd om te doen wat de natuur je ingeeft, namelijk het ontplooien van vermogens, het uitvouwen van wat er in zit. Deze drang komt ongevraagd en onafwendbaar af op elk individu, dat zich dit als vanzelf toe-eigent: een plant ontvouwt een bepaalde bloem, een mier werkt mee aan het gemeenschappelijk bouwwerk, een baby lacht naar vriendelijke ogen.

Dat behoud van de soort vraagt om samenwerking van de individuen. Denk alleen maar aan de noodzaak tot voortplanting en alle 'goede' mechanismen die de Natuur daarvoor in petto heeft.

Het is mogelijk dat er krachten opdoemen, niet uit de natuur, maar uit negatieve passies (die je vooral bij de mensensoort treft) die bedreigend zijn voor (andere) soorten. Zulke krachten dienen het voortbestaan van de soort bepaald niet en zijn daarom slecht. Spinoza was bekend met het feit dat echt niet alles en iedereen z’n best doet voor mens en wereld. Hij had het slechte maar al te goed aan den lijve ervaren. Toch blijft hij erbij dat het niet mis gaat door iets natuurlijks, maar doordat de mens zijn verstand niet gebruikt en in plaats daarvan zich laat leiden door negatieve emoties.

De mens heeft, wat men noemt: rede, een vermogen tot redelijkheid. Ook dat vermogen is een natuurlijk gegeven, maar moet je het wel ontwikkelen, onderhouden, trainen. De rede moet gevoed worden met kennisverwerving. De mens onderwijst en leert. De natuur levert ook aangeboren kennis, intuïtieve kennis. Vertrouw op die aangeboren kennis, volg deze intuïtie en stem je rede af op de natuurwetten, de fundamentele kennisbron die macht geeft over jezelf, zegt Spinoza.
Omdat je deel uitmaakt van de Natuur, heb je een intuïtie voor waar het om gaat, voor wat de essentie van de dingen is, voor het grote verband. Het geeft je macht, greep op de werkelijkheid. Het maakt je volwaardig mens en dat geeft geluk.

Ook kun je kennis opdoen door ervaringen met je zintuigen. Je ziet, je hoort iets, je slaat dat op, je overweegt, overdenkt die ervaring en je trekt conclusies. Dat laatste proces verloopt met je rede, in je denkvermogen. Met die rede verzamel je heel veel kennis, alle jaren van je leven. Maak er een gewoonte van na te denken met kritische reflectie. Je moet dan bestaande ideeën durven relativeren.
Zo ontwikkelt de mensensoort zijn rede, zijn denkvermogen, zijn hersens. De ontwikkelde mens verwerft een soort 'autonomie' en onderwerpt zich aan niets anders dan aan de natuurwetten. Mensen die de natuurwetten graag omarmen, daar zit de wereld op te wachten. Spinoza kreeg daarbij een soort vrijheids-, een geluksgevoel.

Toch zal de soort zich niet handhaven als alleen het individu op zich zijn natuur volgt. De natuurwetten vragen meer, sturen aan op samenwerking. Samen sta je sterker. Weinig soorten kunnen individueel overleven. Een apart individu is in wezen machteloos, maar samen staan ze sterk. Vele soorten hebben zich ontwikkeld tot een sociale samenleving. Kijk naar de mieren, hoe die samenwerken, de bijen, maar ook hoe apen in hun groep met elkaar omgaan, hoe ze het elkaars leven prettig maken. Intuïtief weten ook zij dat ze niet zonder elkaar kunnen. Eigenbelang wordt gediend door collectief belang en vice versa.
Individuen worden door de Natuur zelf voorbereid op het vormen van groepen, en hebben van meet af aan begrepen dat ze zich aaneen moeten sluiten om veilig en profijtelijk te kunnen leven. De mens met zijn buitengewone hersens, zijn verstandelijke vermogens en de daarop gebaseerde cultuur, is afhankelijk van afspraken met soortgenoten over samenwerking. Sociaal gedrag geeft veiligheid en voorspoed en leidt tot echte vrijheid. Je leert in vrede leven met jezelf en met je medemens. Het ontstaan van een samenleving is een natuurlijk proces behorend tot diezelfde hiervoor genoemde levensdrift.
Verworven cultuur is een groot collectief belang geworden voor de voortgang en opgang van de mensensoort. Het eigenbelang is weliswaar de individuele drijfveer tot handelen, maar moet ook aan banden gelegd worden. Ten behoeve van het voortbestaan van de soort, moet je begrijpen dat jij afhankelijk bent van je leefomgeving, de aarde, de Natuur.

Is het niet bijzonder dat iemand uit de zeventiende eeuw dingen over de natuur zegt die vruchtbare bodem blijken te zijn voor de later ontwikkelde evolutietheorie en voor het nog later ontdekte DNA. Behoud van de soort, van elke soort, en het doorgeven van de 'levensdrang', de blauwdruk is precies de functie van het DNA waar Spinoza nog nooit van gehoord had.

Spinoza was in vele opzichten zijn tijd vooruit, maar soms ook een kind van zijn tijd. Zijn bespiegelingen over de mens betreffen toch vooral de elite, de mensen die in staat zijn, geestelijk zowel als materieel, kennis op te doen en daarvoor de nodige middelen hebben. Vrouwen en 'het gewone volk', daar moest je het voorlopig niet van hebben. Die zouden later wel komen. Godsdienst kon hij zien als een middel zijn om het volk in toom te houden.

Met Spinoza zien we minstens één groot verschil tussen mens en dier. Vrijwel alle diersoorten hebben hersens, maar die van mensen hebben zich wel heel bijzonder ontwikkeld. Dat slaat dan vooral op het denkvermogen, je kunt over jezelf nadenken, je leert je eigen gedrag te bekijken en te beoordelen met datzelfde denkvermogen.

"Maar dat is toch menselijk…?"
Met die woorden reageerde in een tv-gesprek de interviewer. Het ging over emoties. Inderdaad zijn die natuurlijk, maar zijn ze specifiek menselijk, iets waar we het van moeten hebben? Ik betwijfel dat. Ook dieren bijten van zich af, blaffen van woede of enthousiasme, dansen en verleiden. Het typisch menselijke is niet dat we emotioneel zijn, maar dat we kunnen nadenken, reflecteren op ons eigen gedrag.
"Gebruik je verstand," dat vooral. "Volg je hart," misschien…



Heb ik een vrije wil, of lijkt dat maar zo?

Over dit onderwerp is in het verleden veel gedacht en geschreven, en het onderwerp blijft actueel.
Zonder de wil van god wordt ons geen haar gekrenkt, is een bijbelse benadering.
God weet al lang van tevoren of iemand behouden zal worden, dan wel verloren zal gaan. Ook zoiets: de predestinatie, alles is voorbeschikt, ligt vast in de goddelijke boeken. En anders zijn het wel de sterren en sterrenbeelden die bepalen hoe het een mens zal vergaan de komende maand.

Ook Spinoza hield zich met deze vraag bezig. Omdat alles een oorzaak heeft, kun je niet spreken van een absoluut vrije wil. De wil van een individu behoort bij Spinoza tot het gebied van het denken, niet tot het gebied van de materie. Wat je denkt, dus ook wat je wilt, heeft zo z'n oorzaken in voorafgaande denkactiviteiten. Vrij denken is niet mogelijk, want al je denken wordt gevoed door voorafgaand denken. De uiteindelijke oorzaak van alles, of dat nu iets geestelijks betreft dan wel iets materieels, ligt in de Natuur.
Volgens de kenners schijnt Spinoza te aarzelen over 'de vrije wil'. Misschien heeft hij kans gezien om de vrijheid van de mens toch in overeenstemming te brengen met het bepalende van de oorzaken. De ideale mens, zegt hij, is autonoom, onafhankelijk. Hoe kan hij zich onafhankelijk noemen en tegelijk handhaven dat zijn beslissing noodzakelijk voortkomt uit oorzaken.

Hoe zit dat met het idee dat ieder mens zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar daden? Ik vind het vreselijk als mensen hun gedrag goedpraten met een beroep op een bovennatuurlijk wezen, als een gelovige zich niet rationeel verantwoordt voor zijn gedrag, want "god wil het zo". Wat is het verschil met "De omstandigheden brengen mij er toe"? of "Er zijn oorzaken die mij tot zulk een reactie hebben gebracht."
Ben ik dan in het heden de speelbal van mijn eigen verleden? Dat lijkt een onverdraaglijke gedachte. Als ik iemand een brief wil sturen, dan doe ik dat, of ik besluit om het niet te doen. Toch mijn vrije wil? Of ga ik schrijven omdat biologische processen in mijn hersenen dit gedrag opstarten?
Sommige hersenwetenschappers vinden dat mijn brein elke beslissing voorbereidt en dat ikzelf niet meer doe dan de uitkomst van het neuronenspel meedelen aan de wereld. Sommigen zien hierin reden om de mens niet vrij te noemen.
Is dat een probleem? Eerlijk gezegd, mijn brein dat ben ik, dus als mijn brein werkt, ben ik aan het werk. Ik moet mezelf alleen niet opvatten als iets buiten mijn brein.
Ik heb bepaalde overtuigingen. Die zijn gevolg van alle voorgaande informatie en ervaringen die ik tot nu toe heb opgedaan. Ik, d.w.z. mijn neuronen, mijn hersenen hebben al die kennis ter beschikking, er wordt geordend, verbindingen gelegd en er komt een conclusie uit, bijvoorbeeld: vrije marktwerking is slecht. Hoe vrij ben ik tot die conclusie gekomen?
Zit ik zo in mekaar dat ik wel tot die conclusie moest komen? Was ik vrij om iets anders te denken? Ja, alleen moet er dan andere informatie binnenkomen, mijn neuronen zullen dan andere wegen gaan, andere verbindingen leggen. Het feit dat zulks allemaal plaats vindt in mijn hersens wil ik best zien als: ik ben het die dat doet, niemand anders. Ik doe dat uit vrije wil, autonoom. Ik voel dat zo, en doe er mijn best voor.
Het schijnt gemeten te zijn: het besluit is genomen en het wordt pas daarna bewust.



Seculiere hoop?

De ideale mens is autonoom, onafhankelijk, vrij van andere instanties, en daarom gelukkig. Die laatste toevoeging is opvallend. Ik probeer dat na te voelen. Waar word je gelukkig van? Toch als je merkt dat je er toe doet, als je niet door anderen of door omstandigheden onderworpen bent aan wat dan ook, als je niet gedwongen wordt tweede- of derderangs burger te zijn, als je je vrij voelt in een veilige en solidaire maatschappij.

Zou het kunnen, zo'n nieuwe samenleving? Kan dat, een wereld zonder kloven tussen macht en slaaf, schatrijk en straatarm? Godsdiensten en andere ideologieën hebben hun kansen gehad en falen inmiddels. De mens onderwerpt zich aan de almachtige god die in de hemel troont of in silicon valley of in de trump-towers.
Het is niet moeilijk je te onderwerpen, aan de commercie (een plofkop is goedkoper), aan het toezicht van de mediagiganten (ik heb niks te verbergen), aan machthebbers (we hebben een sterke man nodig), aan de superrijken (ze hebben er hard voor gewerkt). Je geeft je over, je verliest je vrijheid.

Wat voor samenleving past bij de zich verder ontwikkelende mens, de Homo Deus volgens Hariri?
Mijn toekomstige wereld is seculier met een hoge mate van vrijheid om te doen wat je wilt, met als grens de afbraak van die vrijheid. In naam van het voortbestaan van de soort(en) en van de wereld als geheel reken ik op solidariteit.
Solidariteit ontwikkelde zich al bij de voorgangers van de mens. Godsdiensten en ideologieën hebben waarschijnlijk een functie gehad bij de verdere ontwikkeling van mensensolidariteit, voorwaarde voor een stabiele samenleving. Maar in de loop van de tijd, zeker toen de wetenschap, Verlichting, veel van de natuur ging verklaren, gingen de godsdiensten, maar ook andere ideologieën, de voortgang van de soort, haar verbetering, tegenwerken.
Op zovele plaatsen blijft de mens zich hardnekkig onderwerpen. Maar ooit moet het gebeuren: het verdwijnen van godsdienst en ideologie. Het vraagt om een nieuwe mens, een mens die dat aankan. De nieuwe mens is iemand die zich niet achter een god verschuilt, maar iemand die met zijn medemens afspraken maakt, die verantwoordelijkheid op zich neemt voor zijn daden.

De mens evolueert door, de soort past op de lange termijn zich aan. Niet zozeer op lichamelijk gebied, zoals het minder haar nodig hebben, dus dat ons lijf kaler is geworden of dat onze ogen misschien achteruit gaan en dergelijke. De menselijke evolutie betreft vooral de toenemende kennis, het vergrote hersenvolume, de culturele impact daarvan. De moderne mens is minder primitief, denk ik.
De globalisering van de mensenwereld vraagt om nieuwe strategieën voor de instandhouding van de soort, nieuwe inzichten dringen zich op, nieuwe afspraken moeten gemaakt worden. Nieuwe technieken zullen het gedrag van de nieuwe mens veranderen om zo een samenleving in stand te houden en - wie weet - te verbeteren.

Van nature ben ik geen optimist, maar toch blijf ik hopen dat de nodige inzichten nog tijdig zullen doorbreken. Naast de kans dat de 'bekering' te laat komt en onze wereld ten onder gaat, kan het meerdere kanten opgaan:
De huidige trend van enkele grootgraaiers die niet alleen alle geld, maar ook alle macht naar zich toetrekken, zet door en we krijgen een soort tweedeling in een klein groepje übermenschen die de veel grotere groep untermenschen met gemak in het gareel houdt. De kleine elite onderwerpt de grote massa. Technisch hoeft dat niet zo moeilijk te zijn met de digitale middelen die er al zijn of nog ontwikkeld zullen worden. Een zekere onverschilligheid over onderworpenheid dient zich aan als mensen zeggen: 'ik heb niets te verbergen, ze mogen van mij alles weten'.
Het kan ook zijn dat het tij keert. De mensheid ontdekt dat een gezonde aarde onontbeerlijk is voor het behoud van de soort en een gezonde soort voor behoud van de wereld.
Overal gaat men serieus zorgen voor de aarde, voor de bodem, het klimaat, de lucht, de zeeën. Er komen overal individuen en groepen aan het licht die hoop geven, de denkers, de innovatieven, de uitvinders, de kunstenaars, autonome mensen. Wie weet wordt nog net op tijd de schade beperkt en creëert de nieuwe men een wereld waarin hij vrij is, zich niet hoeft te onderwerpen aan meer dan wat democratisch is afgesproken.



Waar het allemaal goed voor is, boodschap aan mijn kleinkinderen

Als gelovige jongeman wist ik het wel: je leven staat in dienst van god, je leeft in dankbaarheid naar zijn geboden. Dat is goed voor mens en wereld. Het tegendeel daarvan, leven zonder god, is slecht.
Maar wat als dat geloof wegvalt, is er dan nog een goed en een slecht? Ja dus, zoals in het voorgaande gezegd is: moraal, kennis van goed en kwaad, is vanouds in de soorten mee geëvolueerd. En in de voortgang van de mensheid, naar minder primitief, zijn de opvattingen over goed en slecht mede veranderd. Goed en kwaad zijn niet voor eeuwig en eenduidig vastgelegd.
Heb ik dan, in deze relatieve ethiek nog een boodschap voor elkaar, voor onze kinderen en kleinkinderen? Of blijft het bij: je hebt geluk dat je hier geboren bent en niet als meisje in Sudan? Alles is een kwestie van pech en geluk, hebben we meer niet te melden? Kunnen we nog zeggen: kijk, hier gaat het om, daar is het allemaal goed voor?

Spinoza zocht alle levenskracht in de natuur. Daar is de levenskracht die de mens stimuleert om het goede te doen: behoud en verbetering van Mens en Wereld. Inmiddels hebben wij nog veel meer kennis van die natuur dan hij in zijn tijd. Wij weten dat we alle levensinformatie vanaf de conceptie meekrijgen in het DNA en dat we met heel veel voorspelbaar gedrag worden geboren.
De bedoeling van dat alles is heel eenvoudig: houd mens en wereld in stand, behoud en verbeter je soort en zijn leefomgeving. Alles wat je daarvoor nodig hebt, zit in je. De bedoeling is dat jij meegaat in die natuurlijke drang, daar gehoor aan geeft, dat je je bijdrage levert aan de verdergaande ontwikkeling van de wereld en aan de ontplooiing van jezelf. Dat kan op vele manieren, maar de meest menselijke manier is het goed gebruik van je belangrijkste bezit, je verstand.

Je hebt alles in je wat nodig is om als echt mens te functioneren en tot volwaardig mens uit te groeien. Luister naar je intuïtie, je wordt gedreven door levensdrang. Het gaat als vanzelf. Je vraagt om eten, je groeit, je gaat kijken, praten, denken. Opvoeders helpen je daarbij, ze wijzen de weg, maar het gebeurt in jou. Ontdek jezelf, wat je wilt, wat je kunt, je talenten. Je komt verder, je leert. Je gaat ontdekken dat je er mag zijn, dat er op je gewacht wordt.
Durf jezelf te zijn, zelfs als je nog lang niet alles weet. Leer je verstand gebruiken en leer met je emoties om te gaan, verdring ze niet, maar hou ze wel in de gaten. Het is prima om ambities en passies te hebben, om dit of dat heel graag te willen.
Er zijn ook schadelijke passies, zoals 'je schuldig voelen' of iemand haten of te denken dat alles alleen om jou draait. Fouten maken mag, ieder mens maakt fouten. Daar leer je van. Maar je hoeft er niet nederig van de worden, je meteen schuldig te voelen, je te schamen. Je hoeft ook niet alles meteen te geloven. Onderzoek de dingen, wees kritisch, controleer, vraag door, doe niet klakkeloos wat anderen doen. Ontdek dat er veel obstakels zijn om je doel te bereiken, maar die kun je overwinnen. Dat geeft je grote tevredenheid, voldoening, geluk zelfs.
Let op: in je eentje red je het niet. samen sta je sterk. Het gaat om de mensheid, in je eentje kun je die niet redden of in stand houden. Wees solidair, heb lief en je gaat gelukkig zijn.