simon carmiggelt herfstbloemen colijn en de AR Buthdijk, Axel buurman Millenaar de molen van Cappon pioenrozen moeder Krina   DE TEKENAAR   aan de Amstel PCB-kalender Kuiphof meneer Visser


dagboekfragment uit 1982

De tekenaar is 73 jaar
Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit - actus tragicus.
Im Gottes Willen getrost ist mir mein Herzen Sin.

JS Bach

Sinds dat hartverscheurende kwartier van kwart over elf tot half twaalf op afgelopen 9 juni, is het beschrijven daarvan me nog steeds niet mogelijk geweest, maar hoe vaak vertelde ik er al over. Dan wees ik de plaats aan waar zij, na haar worsteling om adem te krijgen, in haar stoel neerzonk, uit die stoel gleed en toen, ondersteund door kussens die ik bij de hand had, tot rust kwam.
Nog even sloeg ze de ogen op, ademde met open mond zacht, één keer, twee keer en toen werd ze stil. Eau de cologne hield ik onder haar neusje en bevochtigde daarmee haar voorhoofd, haar hals en borst. Woordjes sprak ik, vleiend, dwingend om ook maar het geringste antwoord, dat niet meer kwam.

Het kon ook niet meer. De haastig gekomen dokter, bij haar neergeknield, nadat hij geluisterd had en even haar oogleden had opgetild, zich naar me toekerend, zei: "Ze is al overleden." Vier woordjes in die nacht. Een leven is voorbij!!
Ze kwamen uit de mond van de dokter die zo vaak, na haar weer eens onderzocht te hebben, zijn bevinding "het valt mee" uitsprak en zijn recept schreef. Nu was het anders en hijzelf was ontzet over deze afloop. De afloop van een ziekteproces waarin hij zo dikwijls te hulp geroepen was. Altijd kwam hij met dezelfde toewijding onverwijld, zoals ook nu. Alleen nu om te constateren dat hij niets meer doen kon.

't Is net of wat er verder moest gebeuren die nacht te cru, te ver weg en te diep was om het te beseffen, om het ook maar enigszins te doorgronden. Zo abrupt is die grens van leven en dood die ze overschreed. Een gapende kloof was er tussen het ene moment waarin ik het warme, worstelende leven nog in m'n armen hield en het volgende, toen ze onaantastbaar in de cocon van de dood lag.
Zoals ze daar lag, na die met alle vezels van lichaam en ziel gestreden strijd om adem, om leven.

Dat ik deze bladzij nu pas aan de vroege morgen van 25 juni schrijf. Beschroomd schoof ik steeds een nadere beschrijving van me af, liep ik er omheen. Onomvatbaar was het, te groot voor wat kleine woorden.